Het nut en de oorsprong van: Voltes, rechte lijnen en recht-richten
In de volgende blogs komen verschillende figuren en oefeningen aan de orde. Eigenlijk alle figuren en oefeningen vinden hun oorsprong in de Italiaanse (Napolitaanse) rijkunst, ten tijde van de Renaissance. Vele oefeningen en figuren die we nu nog steeds in de moderne dressuur(proeven) vinden, werden nagenoeg precies zo beschreven in de eerste boeken van Italiaanse Maestro's in de 16e en 17e eeuw. De steeds weer nieuwe ontwikkelingen door de eeuwen heen, op het gebied van de rijkunst en de anatomie van het paard, werden grotendeels door rijmeesters van Italiaanse origine geïnitieerd. Zij inspireerden en onderwezen veel ruiters uit het buitenland, die met hun opgedane kennis de rijkunst in hun eigen land een boost gaven. Een aantal van de meest bekende zijn:
- Federigo Grisone, die het eerst gedrukte boek over het trainen van paarden in de Renaissance publiceerde
- Cesare Fiaschi, die muziek, ritme en takt in de rijkunst bracht
- Giovanni Battista Pignatelli, de Maestro die onder andere Antoine de Pluvinel lesgaf en inspireerde om met pilaren te werken
- Claudio Corte, die nieuwe inventieve figuren bedacht, die we nog steeds gebruiken
- Giovanni d' Aquino, die reeds gedetailleerd schreef over schouderbinnenwaarts, appuyeren, travers en pilaren
- Giovanni Battista Galiberto, de Napolitaanse rijmeester van Ferdinand III, die het eerste boek in Wenen publiceerde over de rijkunst en schouderbinnenwaarts voor het eerst een naam gaf
- Federigo Caprilli, die de wereld veranderde met de verlichte zit, die nu nog steeds elke springruiter gebruikt
Zo maar een aantal belangrijke invloeden die gezorgd hebben dat we vandaag de dag doen wat we doen. In deze reeks laat ik een aantal oefeningen de revue passeren die deels rijtechnisch, deels historisch benaderd worden.
Hoefslag volgen
Iedereen die serieus paarden traint weet dat het belangrijk is om je paard recht te richten. Het nut van het rijden van voltes is ook bij de meeste ruiters wel bekend. Rechte lijnen echter, worden vaak wel onderschat. ‘Hoefslag volgen’ wordt meestal niet gezien als een figuur, maar als niet hoeven sturen. Niks is minder waar. Hoefslag volgen is een figuur met vier rechte lijnen en vier hoeken. Op de rechte lijnen wil je je paard recht qua beenzetting. Het paard moet zogezegd sporen. Daarnaast wil je dat je paard geen kronkels in zijn lijf heeft, dit kan namelijk ook wanneer hij wel spoort. Je paard moet symmetrisch in aanleuning zijn wat betreft de binnen- en buitenteugel. En hij moet tussen beide benen in recht zijn en op elke been hetzelfde reageren. Elk moment zou je stelling of contrastelling moeten kunnen vragen en elk moment zou je voor je buitenbeen opzij moeten kunnen gaan en voor je binnenbeen weer terug. Het paard is links en recht van zijn wervelkolom (centerline) even zwaar en het bekken van het paard beweegt symmetrisch. De linker- en rechter helft gaan op de recht lijn evenveel naar beneden en omhoog.
Het echte uitlijnen, rechtrichten, symmetrisch maken van je paard op een rechte lijn, is dus wel iets meer dan alleen zorgen dat hij spoort. Sporen wil zeggen dat de achterbenen precies achter de voorbenen geplaatst zijn. Van achter en van voren gezien loopt je paard dan op twee sporen.
En tijdens het hoefslag volgen moet je in de hoeken je paard zijwaarts buigen om verticaal in balans te blijven. Dat vraagt om souplesse van de wervelkolom. Je wilt dat je paard om jouw binnenbeen buigt en zijn wervelkolom precies buigt naar de kromming van de hoek die je rijdt. Ook dit is niet direct eenvoudig. Daarbij komt dat je acht overgangen moet maken van recht naar gebogen en van gebogen naar recht. Voor elke hoek moet je één keer van recht naar gebogen en één keer van gebogen naar recht gaan.
Van vlakke naar scherpe hoeken
Hoefslag volgen is de al een behoorlijk complex figuur. Dat is ook waarom je met een jong paard niet echt de hoeken in rijdt, maar de korte zijde meer rijdt als een halve grote volte. Diep de hoeken in vraagt om telkens om een verandering van buiging en balans. Bij een jong paard wil je de balans zo stabiel mogelijk houden, want juist die balans is al zo moeilijk. Pas als je paard verder is in de opleiding en al een beetje schouderbinnenwaarts kan lopen, dan ga je de hoeken echt als hoeken rijden. Hoe dieper je de hoek in rijdt, hoe meer je vraagt van de balans en het vermogen tot verzamelen van je paard.
- de hoeken eerst niet rijdt, maar de korte zijde als een halve grote volte, dan;
- de hoeken rijdt als een kwart volte 15 meter
- de hoeken rijdt als een kwart volte 10 meter
- de hoeken rijdt als een kwart volte 6 meter
Als je echt op de rijbaanletters de hoeken zou rijden, dan rijd je die als een kwart volte 12 meter, want de letters hangen op 6 meter uit de korte zijde.
Over het nut en de herkomst van de volte
Al in het begin van de 16e eeuw werd er veelvuldig gebruik gemaakt van voltes. Het woord ‘volte’ stamt ook af van het Italiaanse woord ‘volta’, wat de Napolitaanse rijmeesters als Grisone, Fiaschi, Pignatelli, Corte, Santapaulina, D’Aquino en nog vele anderen, vanaf ca. 1530 gebruikten in hun rijkunst en hun boeken om de cirkels aan te duiden waarop getraind werd.
Ook toen al werd het nut van de voltes uitgebreid beschreven. De voltes maakten het paard soepel, gehoorzaam en recht. Recht in de zin van symmetrisch. Als een paard de ene kant moeilijker op draait dan de andere kant, dan kan hij rechtuit wel recht zijn, maar hij is niet symmetrisch. Ook werd al vrij gedetailleerd beschreven dat, door de zijwaartse buiging het paard de rug beter ging ontspannen en dus beter gebruiken. De balans en de coördinatie verbetert op een volte sneller dan op rechte lijnen. Ook beschreven ze vroeger al dat het paard lichter en zachter in de mond werd van het rijden op voltes. Er waren zelfs ‘recepten’ over hoe vaak je de volte moest rijden, afhankelijk van de graad van africhting van je paard. Per week werd het aantal voltes opgebouwd.
Ook nu nog staat de volte centraal in het dresseren en gymnastiseren van het paard. Of je nu een beginnende ruiter bent of een Grand Prix ruiter, een springruiter of een dressuurruiter, de volte is voor iedereen het meest gebruikte figuur.
Ook nu helpt het bij het ontwikkelen van de juiste lengtebuiging en laterale buiging. Het paard ontspant op een volte vaak eerder zijn rug dan op een recht lijn. De nageeflijkheid wordt beter op de volte, de verticale balans ontwikkelt op de volte, de volte werkt verzamelend op het paard, hoe kleiner, hoe meer verzameling. Tempowisselingen en schakelingen hebben in het begin meer effect op de volte dan rechtuit. Je kan op de volte alles wat beter controleren.
Vierkante volte??
Je hoort nog wel eens de term ‘vierkante volte’, maar bestaat dat eigenlijk wel en wat is het nut ervan?
Kenmerkend voor een volte is dat het een continu gebogen lijn is, een volte is rond. Een vierkant is niet rond. Dus de term ‘vierkante volte’ slaat helemaal nergens op. Het is een term die in de huidige tijd blijkbaar is ontstaan. Het rijden van een vierkant kan nuttig zijn, maar om heel andere redenen dan dat je een volte rijdt. Je rijdt dus óf een volte, óf een vierkant. Het vierkant werd vroeger ook al gereden en het heet een ‘carré’! Tijdens de carré heb je dezelfde moeilijkheid als tijdens hoefslag volgen. Je moet continu wisselen van buiging naar recht en andersom. Het ‘carré’ bestaat uit vier hoeken en vier recht lijnen. Het wordt onder andere gebruikt om het paard te verzamelen, bijvoorbeeld om de galoppirouette en de stappirouette (keertwending) voor te bereiden. Ook helpt het om een symmetrisch contact vanuit de ruiter te krijgen en een symmetrische aanleuning vanuit het paard. Je voorkomt dat de ruiter alleen op de binnenteugel blijft sturen. Een kleine ‘carré’ is alleen bedoeld voor hoger opgeleide paarden, omdat het paard echt al moet kunnen verzamelen.
Het voordeel van een volte is vooral dat er niks verandert. Het paard krijgt de tijd om te ontspannen, zijn balans te vinden, zijn ritme te vinden en stabiel te worden in de aanleuning. Wanneer je een volte steeds onderbreekt door er rechte lijnen in te maken, dan ben je dat voordeel kwijt. Het paard moet steeds zijn balans, buiging en richting aanpassen. Dit verstoort datgene wat je juist op een volte wilt bereiken.
De ‘vierkante volte’ is dus zowel terminologisch als inhoudelijk een contradictie.
Repolone e volta
De rechte lijn, ‘repolone’ en de volte, ‘volta’ werden, zoals al gezegd, ten tijde van de Renaissance al benoemd. Als eerst in het boek ‘Rules of riding’ (Gli Ordini di Cavalcare), van Federico Grisone en het boek ‘Verhandeling over het optuigen, trainen en beslaan van paarden’ (Trattato dell’imbrigliare, atteggiare e ferrare cavalli) van Cesare Fiaschi.
De basis van de rijkunst uit die tijd bestond uit een rechte lijn (repolone), gevolgd door een volte. Naarmate de training van het paard vorderde, kwamen er allerlei varianten bij, zoals halve voltes, pirouettes, voltes gecombineerd met oefeningen als courbettes, 3-delige voltes en meer. Alles was gericht op bruikbaarheid voor het gevecht. De repolone stond voor de aanval in galop naar de vijand. De volte en het op allerlei manieren draaien maakte het paard wendbaar voor het duel met en om de tegenstander. Hieronder enkele varianten van de rechte lijn in combinatie met voltes en ook zijgangen op de volte.
Buiten trainen en recht richten
Een leuk gegeven is, wat eigenlijk niemand zich realiseert, dat er in de eerste eeuwen van de ontwikkeling van de rijkunst, niet in rijbanen getraind werd. Er werd getraind in omgeploegde akkers, velden en op locaties bij paleizen en andere gebouwen in de stad.
In de vers omgeploegde akkers werd eerst met paarden een ‘track’ in de losse grond gestampt in de vorm van de repolone e volta. Er ontstond een soort van greppel. Dit vormde de track om op te oefenen. Er wordt zelfs beschreven dat je met jonge paarden het best kan beginnen in een diepe track/ greppel, zodat het paard niet scheef kan lopen. Het paard moet zich dan vormen naar de repolone. Ook toen waren ze zich dus al degelijk bewust van het belang van recht richten. Wanneer de ‘greppels’ te hard werden, dan werden er weer nieuwe gemaakt in de losse grond.
Pas later wordt er getraind langs muren en in meer gekaderde ruimtes, zoals de zien in de school van Federigo Mazzuchelli. De rijbaan zoals we die nu kennen, komt nog veel later pas in beeld.
Ook in de Spaanse rijschool in Wenen bijvoorbeeld werd er pas vanaf 1735 in de huidige winterrijschool getraind.
Volgende keer:
# Over het nut en de herkomst van:
De slangenvolte, het figuur 8 en de spiraal.
# Over het nut en de herkomst van:
Schouderbinnenwaarts, travers en appuyeren
Wil jij ook rijden op een zo harmonieus mogelijke manier?
Lees dan de boeken uit de reeks 'The Art of Horsemanship', door Bastiaan de Recht